Om de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verbeteren, wil het kabinet naast regionale loketten gaan werken met persoonlijke werkplannen en een verbeterd aanbod voor om- of bijscholing.

Dat schrijven minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen in een brief aan de Tweede Kamer.

Hun ambitie is om in alle 35 arbeidsmarktregio’s minimaal één loket in te richten, zodat werkgevers, werkenden en werkzoekenden weten waar ze kunnen aankloppen met vragen over werk. Nu valt een deel van hen buiten de boot doordat ze niet alle regelingen kennen, niet op tijd de dienstverlening krijgen die ze nodig hebben of niet weten welke instanties kunnen helpen.

Knelpunt werkgevers
‘Voor werkgevers vormen de verschillende regelingen, verschillen in dienstverlening tussen gemeenten onderling en verschillen tussen UWV en gemeenten een knelpunt, bijvoorbeeld bij het aannemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt’, staat letterlijk in brief. En verder: ‘Arbeidsmarktpartijen lopen tegen het probleem aan dat er te veel afzonderlijke regelingen (lokale, regionale, provinciale, landelijke en Europese), programma’s, thema’s en samenwerkingsverbanden zijn met onderlinge raakvlakken waar zij direct of indirect bij betrokken zijn.’

Langs de kant
Minister Schouten voor Participatie, in een eigen reactie: ‘Er staan nog steeds te veel mensen langs de kant. En dat terwijl iedereen, met of zonder beperking, talenten heeft in te zetten en er volop behoefte is aan deze getalenteerde mensen. Door vraag en aanbod beter samen te brengen, zorgen we ervoor dat kansen die er zijn beter benut kunnen worden. Voor íedereen.’

Bij werkenden en werkzoekenden geldt de ‘onvoldoende aansluiting’ met name voor mensen met een flexibel contract, praktisch opgeleiden, 55-plussers, mensen met een arbeidsbeperking en mensen (met een bijstandsuitkering) die al langere tijd langs de kant staan.

Persoonlijke werkplannen
Om werkenden, werkzoekenden en werkgevers goed te kunnen helpen, komen er persoonlijke werkplannen. In zo’n plan wordt vastgelegd welke activiteiten iemand gaat ondernemen om werk te vinden en welke dienstverlening daarbij wordt ingezet. Dat kan ook scholing, hulpverlening of zorg zijn. Bij het opstellen van het plan heeft de werkende of werkzoekende zelf de regie. De verantwoordelijke partij (‘arrangeur’) biedt ondersteuning om een goed plan te kunnen maken en stelt in overleg met de werkende of werkzoekende het plan vast.

Met één plan zal het niet meer nodig de situatie van mensen en hun behoefte aan dienstverlening steeds opnieuw in kaart te brengen. Gaandeweg kan het plan bijgesteld worden. In de plannen is ook specifiek aandacht voor mensen uit de doelgroep Banenafspraak en uit de bijstand, schrijven de ministers. Wat dat precies inhoudt, wordt uit de Kamerbrief niet duidelijk.

Van teams naar Werkcentra
Bij de uitwerking van de toekomstige infrastructuur voor de arbeidsmarkt wordt voortgeborduurd op de ervaringen met de regionale mobiliteitsteams (RMT’s). Sinds enkele jaren helpen deze teams mensen die hun baan hebben verloren of dreigen te verliezen. Ze zijn er ook voor werkgevers, zzp’ers of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De werking van deze teams wordt op dit moment geëvalueerd.

Wat de naam van de nieuw te maken loketten in de 35 arbeidsmarktregio’s betreft, wordt onder meer gedacht aan ‘Werkcentrum’. Het voornemen is om op termijn de huidige regionale samenwerkingsverbanden – de regionale mobiliteitsteams, de Werkgeversservicepunten en de Leerwerk-loketten – in deze samenwerkingsverbanden te laten opgaan.

Tekst: Klaas Salverda