Detacheren draagt duidelijk positief bij aan de arbeidstoeleiding van mensen met een arbeidsbeperking en gaat niet ten koste van het aantal directe plaatsingen.

Onlangs werd het onderzoek ‘Detacheren werkt!’ gepresenteerd. De verkenning is uitgevoerd op verzoek van het ministerie van SZW naar aanleiding van moties in de Tweede Kamer en het Breed Offensief van staatssecretaris Van Ark. Het onderzoek werd verricht op basis van een verkenning en analyse van de detacheringsvarianten in de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland. De gunstige conclusie komt mede voort uit vergelijking van de detacheringsvarianten op maatschappelijke, juridische en financiële afwegingscriteria. Samenvattend wordt geconcludeerd dat:

  • Extra inzet op het instrument detacheringen een positief effect heeft op het aantal plaatsingen (met loonkostensubsidie of banenafspraak).
  • Het positieve effect dusdanig groot is dat dit niet ten laste gaat van aantal directe plaatsingen. Het zijn extra banen.

Banenafspraak
De verkenning laat zien dat in de periode 2012 tot ultimo 2018 het aantal detacheringen in het kader van de banenafspraak is opgelopen van 30.000 naar 40.000 personen. Wsw-detacheringen maken hier het grootste deel van uit (30.000 in 2018). Daarnaast zijn 10.000 detacheringen in 2018 afkomstig uit de doelgroep Wajong en vooral de Participatiewet. Wat aantallen betreft valt op dat detachering vanuit de brede doelgroep Participatiewet (dus niet-Wsw’ers) naar reguliere werkgevers beperkt is.

De verkenning beschrijft vijf detacheringsmodellen die in de praktijk het meeste voorkomen en laat, aldus staatssecretaris Van Ark van SZW in een begeleidende brief aan de Tweede Kamer, zien dat gemeenten en de 35 arbeidsmarktregio’s heel verschillend omgaan met het detacheren van mensen uit de Participatiewet en de Wajong.

Wel of niet detacheren
In 16 van de 35 regio’s is sprake van specifiek beleid gericht op de inzet van tijdelijk (en in 8 regio’s ook langduriger) detacheren als instrument voor plaatsing. In de overige 19 regio’s is er geen sprake van een dergelijk beleid, of is men juist terughoudend, waarbij in 14 regio’s wel in de uitvoeringspraktijk enige mate van detachering plaatsvindt en in 5 regio’s bewust niet wordt ingezet op detachering van mensen uit de Participatiewet of Wajong.
De verkenning laat zien dat in regio’s waar veel gedetacheerd wordt en ook wordt gestuurd op detacheren, meer mensen met een beperking rechtstreeks aan het werk zijn bij een werkgever (dus zonder inleenverband).

Prima instrument
Detachering kan volgens de staatssecretaris dus een prima instrument zijn, als opstap naar een reguliere baan en als terugvaloptie mocht het werk bij een reguliere werkgever toch niet lukken.

Hoe de detacheringsfaciliteit wordt ingericht is aan gemeenten. Soms richten zij dit in vanuit een gefuseerd werk- en ontwikkelbedrijf, vaak vanuit een sociaal ontwikkelbedrijf. Maar ook sociale ondernemingen kunnen hierin een rol spelen. Publieke en private detacheringsfaciliteiten beschouwen elkaar niet als marktverstorend en werken soms projectmatig samen.

De staatssecretaris benadrukt niet te willen treden in de wijze waarop gemeenten hun sociale infrastructuur inrichten: ‘Het is aan gemeenten om daar op grond van de Participatiewet een eigen afweging in te maken en daartoe al dan niet het instrument detacheren te benutten.’

Tekst: Klaas Salverda