Wat zorgt voor rust en onrust bij bestaansonzekerheid van mensen met een arbeidshandicap? Het Verwey-Jonker Instituut doet hier drie jaar lang onderzoek naar. Dat gebeurt met subsidie van het Instituut GAK. Het tussenrapport dat net is uitgebracht begint met de constatering dat met de invoering van de Participatiewet de baan- en inkomensonzekerheid van arbeidsgehandicapten is toegenomen. De coronacrisis heeft deze onzekerheid nog versterkt, aldus de onderzoekers.

Volgens hen horen we de stem van de doelgroep zelf te weinig hierover. Het gaat om ‘arbeidsgehandicapten’ die (voor 2015) een Wsw-indicatie (gehad zouden) hebben of die voor 2015 in de Wajong terecht zouden zijn gekomen. Er zijn 22 interviews en twee groepsgesprekken gehouden en negen ‘klantreizen’ in kaart gebracht.

Macro, meso en micro
Hoewel het een beperkte groep respondenten is bestrijken hun wensen en ervaringen een breed gebied. Op macroniveau gaat het vaak over de wet- en regelgeving: die wordt als onduidelijk en vaak ook als onrechtvaardig ervaren en zorgt daarom voor veel onrust in het bestaan van mensen met een arbeidshandicap.

Op mesoniveau vinden cliënten en uitvoerenden in de begeleiding dat er meer tijd en speelruimte moet komen om mensen op maat, liefst met vaste contactpersonen te kunnen begeleiden bij werk, financiën en welzijn. In het individuele begeleidingstraject, het microniveau, blijken een gelijkwaardige relatie, praktische hulp en ruimte voor autonomie en leren onmisbaar.

Wat zijn de bronnen van onrust en rust die deze mensen met een arbeidsbeperking ervaren in hun bestaan?

Bronnen van onrust
Werkonzekerheid is een grote bron van onrust in hun bestaan: ‘Veel mensen die in de Participatiewet zitten, ervaren vanuit de uitvoering van die wet een grote druk op arbeidstoeleiding. Tegelijkertijd hebben zij als mensen met een arbeidshandicap moeite om betaald werk te vinden in een arbeidsmarkt die weinig inclusief is. Bijna alle geïnterviewden kunnen niet volledig werken vanwege hun beperking(en). Soms geven zij de voorkeur aan vrijwilligerswerk of dagbesteding boven betaalde arbeid. Dan ervaren zij meer nut, minder stress en geen verrekeningsproblemen’.

De geïnterviewden hebben zelden een vast inkomen dat voldoende is om van rond te komen: ‘Ook de financiën zijn een bron van onrust in hun bestaan. Het inkomen via een uitkering wordt als te laag ervaren om de gewone dingen van het leven mee te kunnen doen. Laat staan als er bijzondere uitgaven nodig zijn. Een inkomen uit de combinatie van betaald werk en uitkering is voor de betrokkenen zeer onoverzichtelijk. De verrekening van voorschotten & toeslagen leidt tot stress en een onduidelijke financiële situatie’.

Naast werk- en geldproblemen ervaren zij discriminatie vanwege de beperking, een gebrek aan kansen om het eigen leven vorm te geven, of om mee te doen aan de maatschappij: ‘Regelmatig laait de frustratie op vanwege brieven van de overheid, of veranderingen in de begeleiding. Sociale- en economische zorgen beïnvloeden het dag-nachtritme en de gezondheid. Daarnaast hebben veel mensen die wij interviewden, een klein sociaal netwerk’.

Tenslotte heeft de groep respondenten zeer wisselende ervaringen met begeleiders en begeleiding.

Bronnen van rust
Passend werk staat hoog op de agenda. Daarnaast noemen ook bijna alle respondenten het belang van regelmatige en voldoende inkomsten: ‘Regelmatigheid op het financiële vlak, is een bron van rust. Mensen ervaren de administratieve diensten van de overheid als een chaotisch geheel. Ze hebben vaak relaties met meerdere overheidsdiensten en zouden graag willen dat die diensten onderling wat beter zouden coördineren. Nu komt het bijeenbrengen van verschillende administraties bij het individu terecht’.

Een andere bron van rust is het ondersteuningsnetwerk van de respondenten: ‘Dat bestaat vaak uit een combinatie van formele ondersteuning door professionals en informele ondersteuning door een netwerk van familie en soms vrienden en kennissen. Betrouwbaarheid, continuïteit en ruimte voor individualiteit en gelijkwaardigheid in deze sociale relaties, zijn van belang in het bestaan van de groep mensen die wij spraken’.

Begeleiding moet beter
De resultaten van dit kwalitatieve onderzoek worden gebruikt om de begeleiding te verbeteren. Op basis van deze rapportage gaan de onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut dit jaar met professionals in gesprek: ‘Klantmanagers die de Participatiewet uitvoeren, jobcoaches en woon- en dagbestedingsbegeleiders moeten weten wat er speelt.’

Hun ‘actie-onderzoek’ is gericht op wat begeleiders kunnen doen om meer rust te creëren op het sociale en economische vlak in het leven van hun cliënten met een arbeidshandicap. De bedoeling is dat er met verschillende professionals samen een praktische handreiking wordt ontwikkeld en getoetst in de praktijk.

Lees hier het volledige onderzoeksrapport>>

Tekst: Klaas Salverda