Het is hoog tijd voor een arbeidsmarkttransitie, een transitie die een inclusieve arbeidsmarkt als doel heeft. Dat is, net als bij de energie- en klimaattransitie, niet een kwestie van het even in de markt zetten van een nieuw pakket aan maatregelen.

Als de arbeidsmarkt wordt verduurzaamd kunnen uitkeringen en uitkeringsfabrieken geleidelijk aan verdwijnen, zeggen onderzoekers Ton Wilthagen en Marieke Stolp de Raad voor de Nederlandse sociale en geesteswetenschappen na. Wilthagen is hoogleraar Arbeidsmarkt aan Tilburg University. Marieke Stolp is sociaal- en organisatiepsychologe en onderzoeker. Zij schreven een White Paper over het verduurzamen van arbeid en de arbeidsmarkt. Een doelstelling die mogelijk ook door het nieuwe kabinet wordt opgepakt.

Terugtocht
De beweging naar een inclusieve arbeidsmarkt staat volgens de twee auteurs haaks op het gemak waarmee werkgevers vanaf de jaren tachtig afscheid konden nemen van mensen die wat minder goed meekonden: ‘Het is eigenlijk een terugtocht die we nu als samenleving proberen te maken – en die verloopt verdraaid lastig.’

Nederlandse organisaties zijn immers al die jaren doorgegaan met rationaliseren en het verhogen van efficiency, dankbaar gebruikmakend van digitalisering en automatisering: ‘Werken in Nederland is topsport en we lijken weinig tolerantie en geduld te kunnen opbrengen voor wie wat anders werkt of minder goed kan meekomen.’ Dat komt volgens hen mede omdat gedacht wordt dat daar goede (inkomens)voorzieningen voor zijn. Anekdotisch valt de schrijvers op dat Nederlanders zich in het buitenland vaak verbazen over wat ze als verborgen werkloosheid zien: een liftbediende of een grote groep obers die in een Spaans restaurant staat te wachten op de gasten, waar in Nederland één werkstudente in hoog tempo en noodgedwongen ongastvrij een heel terras moet zien te bedienen.

Waardevol werk
Het trekken en duwen richting werkgevers zou plaats moeten maken voor de maatschappelijke opdracht om meer waardevol werk te creëren en werk als zodanig ook meer te waarderen. In dat verband vinden de twee onderzoekers de term ‘afstand tot de arbeidsmarkt’ weinig constructief: ‘Je zou ook aan de andere kant kunnen beginnen en zeggen dat de arbeidsmarkt behoorlijk wat afstand heeft tot de mensen. Daarbij zijn mensen met een beperking álle mensen die geen toegang hebben tot zinvolle en betaalde arbeid. Terwijl ze dat wel zouden willen en kunnen.’

Vier kernpunten voor transitie:

(1) de brede waarde van werk en het meedoen aan werk worden uitgangspunt,

(2) de maatschappelijke baten van werk worden beter inzichtelijk gemaakt,

(3) de arbeidsmarkt krijgt meerdere wegen naar zinvol werk en

(4) de menselijke maat en het (er)kennen van talent zijn cruciaal.

Het gaat dus in de eerste plaats om de keuze mensen wel of niet toe te laten en ruimte voor hen te creëren. De gewenste parallelle arbeidsmarkt is volgens beide auteurs op allerlei manieren in te vullen: met basisbanen, participatiebanen, maatschappelijke banen en andere varianten.

Banenafspraak
In hun optiek hoeven de Participatiewet en de Banenafspraak, die net halverwege is, niet te verdwijnen. Die moeten alleen veel minder ingewikkeld worden. Zoals bekend, verloopt het wetgevingsproces hiervoor echter uitermate traag. Bovendien gaat het niet alleen om het wijzigen van wetten of subsidieregelingen.

Het inclusietekort, of eigenlijk het overschot aan onbenut talent, is volgens Wilthagen en Stolp ook een investeringstekort: Nederland investeert in vergelijking met omringende landen zeer beperkt in publieke arbeidsmarkt- en scholingsprogramma’s, zeker wat betreft mensen die buiten de arbeidsmarkt staan.

Tekst: Klaas Salverda

Lees hier het volledige whitepaper (pdf)